Indianen

“Dit boek had ik als kind.”

Ik sta in een boekwinkel en achter mij hoor ik deze uitspraak. Ik draai me om. Er staat een vrouw met een boek in haar handen en een man kijkt over haar schouder mee.

“Vroeger dacht ik dat indianen echt bestaan hebben, want in dit boek staan plaatjes van indianen.”

Ik wacht tot de man haar confronteert met deze domme openbaring. Ik wacht nog iets langer. Er gebeurt niets. Waarom niet? Heeft de man niet door wat zij net heeft gezegd? Is hij inmiddels gewend aan haar gebrek aan intelligentie?

Zal ik iets zeggen?

Het leuke aan ouder worden is dat je je steeds minder druk maakt om onbenulligheden. Hoor je iets doms, dan zeg je daar iets van en je bent het kwijt. Ik ben dan wel dertig, maar de fase dat ik alles zeg wat ik denk heb ik nog niet bereikt. Toch denk ik dat het niet lang meer zal duren. Er zitten inmiddels zo ontzettend veel situaties in mijn hoofd waarin ik iets had willen zeggen dat het er op een gegeven moment uit zal moeten. Het is niet tegen te houden. Pas dus maar op.

Tot die tijd blijf ik er maar verhaaltjes over schrijven.

Dertig

Ik ben dertig. Al bijna een hele dag. Het is vanzelf gegaan. Gisteren nog was ik een twintiger. Ik ging slapen en werd wakker als dertiger. Het stelde niets voor.

Lang heb ik gedacht dat het wel iets voor zou stellen. Alsof je bijna letterlijk over een soort muur zou gaan en wanneer je dan aan de andere kant was had je daar een gevoel bij en vond je daar iets van.

Ik ben dertig en ik voel er niets bij en ik vind er niets van.

Niet iedereen wordt dertig. Daar voel ik wel iets bij en daar vind ik ook iets van. Ik gun het iedereen om dertig te worden. En veertig. En vijftig. En nog veel meer.

Mooi

Dinsdag werden de genomineerden bekendgemaakt voor de Annie M.G. Schmidtprijs, de prijs voor het mooiste theaterlied. Misschien wist u dat niet. Geeft niet. Dan weet u het nu.

Voor mij was het een herinnering dat er ondanks alle ellende, onzin, lelijkheid en het gedoe in de wereld ook nog steeds hele mooi dingen worden gemaakt.

Mijn favorieten dit jaar zijn Guus van Kiki Schippers en Kruisje van Louise Korthals. Mooi hè?

Ik ga ook mooie dingen maken.

Rechter

Toen vorig jaar bekend werd gemaakt dat mr. Frank Visser De rijdende rechter zou verlaten ging er een schok door Nederland. Hoe moeten we verder nu deze fundering onder de Nederlandse samenleving is weggeslagen? Ik benoemde mezelf tot deskundige op het gebied van derijdenderechterikvertrekboerzoektvrouwachtige programma’s en wist middels mijn stappenplan mening geknakt individu weer hoop te geven in het leven.

Afgelopen dinsdag was het dan zover. De nieuwe rijdende rechter doet zijn eerste uitspraak. Hij heet John Reid, wat een beetje James Bonderig klinkt. Hij heeft een bril. Hij heeft een baard en in tegenstelling tot mr. Visser rijdt hij zelf.

De eerste scène is wat ongemakkelijk. De deur van zijn landrover slaat hij onzeker dicht en hij komt vrij timide over. Hij praat zacht, bijna onverstaanbaar zelfs. Moet deze man De rijdende rechter redden? Ik zie het niet gebeuren.

Hij trapt af met een typische rijdenderechterzaak. Een burenruzie over dakgoten, schutting, schuurtjes, etc. Met mensen die zichzelf “gewone arbeiders” noemen. Zulke mensen wonen meestal in een villa, zo ook nu. Ik mis de cynische toon van mr. Visser. Johnny is me te netjes, te degelijk, te correct.

Maar dan volgt de hoorzitting en alles slaat om. De ietwat saaie man heeft plaats gemaakt voor een zelfverzekerde meneer die grappig is, mensen aan durft te spreken op hun gedrag en uiteindelijk een keiharde uitspraak doet die een van de partijen duizenden euro’s gaat kosten. Ik ben fan. Ik wil nooit meer anders. Dat “dit is mijn uitspraak en daar moet u het mee doen” heeft plaatsgemaakt voor “dit is mijn uitspraak en zo zit het” ga ik niet over zeuren. Ik ga een poster ophangen van mr. Reid.

En laten we eerlijk zijn. Je kijkt toch vanwege de scheldende buren. Liefst met een conifeer of andersoortige, net niet helemaal juist geplaatste, erfafscheiding ertussen.

De eerste aflevering van De rijdende rechter met mr. Reid kunt u hier terugkijken. En ik doe er gewoon ook een plaatje van zijn hoofd bij. Hij is overigens ook een van de tekenaars van Fokke & Sukke. Dan weet u dat als u hem de volgende keer ziet. Dat hij piemeltjes tekent aan vogels.

rechter

Centrum

Vanmiddag vroeg een mevrouw aan mij waar het gezellige centrum van deze stad is. Ik vertelde haar dat ze al in het centrum was en dat ze zelf moest bepalen of ze het gezellig vond. Ze keek me aan alsof ik een ziekte had. “Hebben jullie hier dan op z’n minst wel een HEMA?”, vroeg ze op geïrriteerde toon. “Ja hoor, maar die gaat over vijf minuten dicht.” Zonder me te bedanken liep ze richting station. Ik wilde nog “graag gedaan” roepen, maar hield me in.

Gesprek

“Fijn dat ik je vanavond weer zie.”

Ik zit in de trein en naast me zit een vrouw te bellen. Ze heeft vanavond een afspraak. Mijn fantasie gaat gelijk aan de slag. Ze heeft een geheime minnaar en vanavond ziet ze hem. Het is een Italiaan. Ze hebben afgesproken op de tochtige zolder van een pizzeria. Hij zal Italiaanse liederen voor haar zingen. Zij trekt haar tangojurk aan. Iets echt Italiaans heeft ze niet. Hij zal “ti amo” tegen haar zeggen waarop zij zal antwoorden dat ze geen Italiaans spreekt maar wel van hem houdt. Ze eten tiramisu en drinken amaretto bij kaarslicht.

“Mama is er niet meer, papa. Dat weet je toch?”

Mijn fantasie stopt meteen. Niks Italiaan. Niks tochtige zolder. Deze vrouw belt met haar vader en hij is in de war.

“Ik weet dat je dat soms vergeet en dat is ook helemaal niet erg. Toch moet ik je wel eerlijk antwoord blijven geven. Mama is er niet meer.”

We kijken elkaar aan en glimlachen ongemakkelijk. Zij omdat ze weet dat ik haar gehoord heb. Ik omdat ik weet dat ik ooit misschien hetzelfde gesprek moet voeren.

Macht

Ik heb geen naam. Ik heb geen uiterlijk. Ik ben verzonnen. Ik besta slechts tot mijn bedenker stopt met schrijven. Dan ben ik weg.

Ik zit in een café. Links van mij een cappuccino, rechts een schrijfblok met pen. Misschien ben ik schrijver. Het is nog niet bepaald voor mij.

Ik pak de pen en teken een huisje. Ben ik tekenaar? Waarschijnlijk niet. Het huisje is lelijk getekend. Misschien teken ik slechts uit verveling of een gebrek aan inspiratie.

Iemand komt op mij af. Ken ik hem? Ik hoop dat voor mij besloten wordt dat dat zo is. Dan geef ik hem een hand en een kus op zijn wang. Hij loopt door. Jammer dat ik geen eigen wil heb.

Ik sla de bladzijde om en schrijf “het huis” op de eerste regel. Ben ik dan toch een schrijver? Ik hoop het. Dan heb ik ook macht over iemand. Of heeft mijn bedenker mij dan juist twee keer in zijn macht?

Bowie

Through dangers untold and hardships unnumbered, I have fought my way here to the castle beyond the Goblin City to take back the child that you have stolen. For my will is as strong as yours, and my kingdom is as great. You have no power over me!

Wanneer een beroemdheid komt te overlijden zijn er drie mogelijke reacties: wie? (als je geen idee hebt wie het is), och! (als je wel weet wie het is maar er verder geen gevoel bij hebt) en ach! (als je weet wie het is en het ook een bepaalde emotie oproept). David Bowie viel voor mij in die laatste categorie. Niet omdat ik zo’n kenner ben van Bowies muziek. Helemaal niet zelfs. Ik denk dat ik met moeite vijf nummers van hem op kan noemen. Toch heeft hij wel een grote rol gespeeld in mijn jeugd doordat hij in de film Labyrinth speelde.

Labyrinth gaat over het meisje Sarah dat haar broertje zoekt. Hij is namelijk ontvoerd door de Goblin King (Bowie) en om hem terug te krijgen moet ze een weg vinden door een immens labyrint. Onderweg ontmoet ze allerlei figuren, zoals Hoggle, Ludo en sir Didymus, die haar helpen met haar zoektocht. In mijn herinnering keken we deze film elke dag. Op die manier was David Bowie dus onderdeel van mijn dagelijks leven.

Ik vond David Bowie een beetje eng omdat hij in de film af en toe in een uil verandert en zoals ik al eerder heb geschreven vind ik vogels eng. Misschien kon hij in zijn echte leven ook wel in een uil veranderen. Het zou me niet verbazen, maar zoals ik al zei ben ik geen kenner.

Tegelijkertijd vond ik hem ook heel interessant. Misschien door zijn maillot (al vielen die puzzelstukjes pas later op zijn plaats) of door zijn stem. Ik weet het niet precies. Waarschijnlijk omdat hij een beetje man en een beetje vrouw was. Hij was allebei en tegelijkertijd allebei niet en dat boeide me.

David Bowie is nu dood. Doodgaan is niet zo bijzonder. Let er maar eens op. Mensen gaan aan de lopende band dood. Maar door zijn dood zal ik nooit meer op dezelfde manier Labyrinth kunnen kijken. Nou doe ik dat tegenwoordig niet meer dagelijks, maar toch nog vrij regelmatig en nu zal ik dan de hele tijd denken “hij is dood”.

Ik sluit af met een fragmentje uit Labyrinth dat alles samenvat. Bowie en zijn maillot terwijl hij zingt en traploopt en dat ook nog eens ondersteboven. Hij kon dat.

Winter

Ik staar naar je van groen verlaten angers. Je mijzelt en je meit mijn huid kapot. Je hebt je pede over mijn humeur geslagen. Hoe is het mogelijk dat jij een gadeling bent van de anderen die zon en licht in zich dragen? Vijvelders heb je ook al niet.

Mijn rif wordt koud. Mijn hart wordt koud. Zelfs mijn gedachten worden koud.

Je bent me te wepel. Door jou zou ik bedvast willen zijn en enkel nog maar slapen willen en je hooguit via mijn oogdoor willen aanschouwen. Maar om in mijn lijfnare te voorzien moet ik je ocht ontmoeten.

En mijn rif is koud. Mijn hart is koud. Zelfs mijn gedachten zijn koud.