Ik heb geen naam. Ik heb geen uiterlijk. Ik ben verzonnen. Ik besta slechts tot mijn bedenker stopt met schrijven. Dan ben ik weg.
Ik zit in een café. Links van mij een cappuccino, rechts een schrijfblok met pen. Misschien ben ik schrijver. Het is nog niet bepaald voor mij.
Ik pak de pen en teken een huisje. Ben ik tekenaar? Waarschijnlijk niet. Het huisje is lelijk getekend. Misschien teken ik slechts uit verveling of een gebrek aan inspiratie.
Iemand komt op mij af. Ken ik hem? Ik hoop dat voor mij besloten wordt dat dat zo is. Dan geef ik hem een hand en een kus op zijn wang. Hij loopt door. Jammer dat ik geen eigen wil heb.
Ik sla de bladzijde om en schrijf “het huis” op de eerste regel. Ben ik dan toch een schrijver? Ik hoop het. Dan heb ik ook macht over iemand. Of heeft mijn bedenker mij dan juist twee keer in zijn macht?